Vanmorgen op weg naar huis, pak ik achteloos een gratis krant op het station. Ik moet even wachten omdat ik na negenen goedkoper reis. Met een kop koffie en een krant moet dat wel lukken. Koppensnellend blader ik tot bladzijde 5, waar een kop mijn aandacht trekt; ‘Zestien jaar cel voor moeder die haar zoons doodde op camping’. En vooral de subkop, schijnbaar uit een afscheidsbrief; ‘Ik ben al 41 jaar aan het vechten, waarom ook de kinderen? Ik kan ze niets bieden en echt gelukkig zijn ze niet’
Wat een wanhoop spreekt deze moeder uit. En ze is niet alleen, hoe eenzaam ze zich ook gevoeld zal hebben. Een paar jaar geleden volgde ik een deeltijdopleiding met een zeer gemêleerd gezelschap; mannen en vrouwen van 24 tot 55 jaar, getrouwd, gelukkig vrijgezel, gescheiden, hertrouwd,… Ook toen kwam dit ter sprake, naar aanleiding van een ander ‘familiedrama’, zoals de pers dat noemt. De jongeren onder ons konden zich niet voorstellen hun kinderen ooit zoiets aan te doen. Bij hen die gescheiden waren, meerdere relaties hadden gehad of om andere reden een tijd alleenstaand ouder waren geweest, was echter begrip. Iedereen herkende de wanhoop, de zorg voor de toekomst, het gevoel ernstig tekort te schieten in de zorg voor een veilige haven voor je kinderen. En bijna iedereen had wel eens over zelfmoord gedacht en daarbij ook aan de moord op de kinderen. Want een moeder die zelfmoord pleegt, dat kun je je kinderen écht niet aandoen, was de gedachte. Ook ik was een van diegenen die zich herkende in het verhaal.
Ook ik heb daar gestaan, op de rand van dat onbekende. Was ik te laf om te springen? Of had ik de moed om door te gaan? Ik ben er nog en mijn kinderen ook. Tussen droom en daad…
Het stuk dat ik vanmorgen lees, rijt weer dat oude gevoel open; Wat kun je je alleen voelen in je strijd om het bestaan. Wat een zorg en wanhoop moet een moeder voelen als ze zo van haar kinderen houdt dat ze geen andere uitweg ziet dan hen te doden. En dan ook de moed kunnen opbrengen om dat daadwerkelijk te doen.
Ik kijk naar buiten en zie al die huizen en tuintjes, dichte deuren, gesloten poortjes. Een eenzame figuur trekt een kind op een sleetje voort door een park. Is hij ongelukkig? Ik kan het niet weten, tenzij ik hem daarnaar vraag. En metaforisch scheur ik hem voorbij in de trein van mijn bestaan, waar hij niet van afweet.
Ik weet niet hoe het gaat met mijn buurvrouw omdat ik het zo druk heb. En zij weet niet hoe moeizaam ik bij tijd en wijle de eindjes aan elkaar knoop.
Soms is er zo is er weinig verbinding tussen mensen. Terwijl verbinding het verschil kan maken. Verbonden zijn met jezelf, met de ander, met de omgeving. Ik heb 322 vrienden op facebook, sommige spreek ik vaak en intensief, anderen vrijwel nooit. Toch voel ik me met hen verbonden als ik lees wat hen bezig houdt. En daarom deel ik zaken met hen, online en soms ook daarbuiten. En dat helpt, soms, als ik me wanhopig voel. Net als schaatsen.
Ik ga mijn buurvrouw ook maar eens zoeken op facebook, en vragen of ze meegaat naar de ijsbaan vanmiddag.