Rolbesef

Sinds drie edities mag ik deelnemen aan het bestuur van de mooiste stichting die ik ken; Oosterend Present. (Wie niet weet wat OP is; jfgi , het gaat te ver om dat hier uit te leggen. Misschien een andere keer, in 2028 ofzo. )
Die eerste editie leerde ik onder veel andere dingen, de term rolbesef. Dat kwam goed uit toen mijn moeder mij bij het verlaten van de tent na de afsluitende kerkdienst vroeg hoe ik stond tegenover stelen op zondag. Nu is mijn houding tegenover stelen niet afhankelijk van de dag van de week, wel van mijn rol; ik stond daar als secretaris van het bestuur en vond dat ik in die rol niet een zeil van een bouwhek kon gaan staan trekken. (Daar ging het namelijk om)

Welke rollen heeft een mens in zijn leven?  Die vraag werd mij vorige weekend voorgelegd. Kun je ze opschrijven? De oefening kwam mij nogal zweverig over; schrijf die rollen op een briefje, leg ze in een kring en ga dan een keer op elke rol staan, stap in de kring en weer eruit, kijk naar jezelf, en dan nog een keer. Ik was al half afgehaakt.
De samenstelling van de groep maakte echter dat ik min of meer gedwongen werd samen te werken met iemand die dat hele proces wél wilde doen zoals bedoeld.  Dus ik stapte in mijn rol van meewerkende vriend en ik begon braaf mijn briefjes te schrijven. En besefte dat ik er een miste, een rol die tot voor kort een belangrijke plaats in mijn leven innam.

Van 2002 tot 2006 woonde ik met mijn twee kinderen bij mijn moeder in huis. Nog lang daarna bleven we bijna elke dag bij haar eten. Eerst kookte zij dagelijks voor ons,  later kwam ik steeds vaker om te koken, terwijl zij op dat oncomfortabele blauwe krukje zat, met haar rug tegen de verwarming en een glas wijn binnen handbereik. We namen de dag door en aten  samen. Opruimen is een klus voor iedereen beneden de 15. Die leeftijd schoof per jaar omhoog tot de oudste de deur uit was en de situatie veranderd waardoor we niet meer dagelijks met zijn vieren aan tafel zaten.

Wel bleef ik bijna elke dag bij haar langsgaan. Soms gingen we wandelen in het bos, ergens koffie drinken of naar het strand, andere dagen deden we dingen in en om huis, of zaten we alleen maar in de erker of de tuin naar de vogels en de tuin te kijken. Langzaam ging haar lichaam en vooral haar geest achteruit. Haar humor bleef.
‘Kijk moeder, hoeveel vlinders!’
‘Ik vind het maar onrustig, al dat gefladder.’

Op zeker moment was de situatie niet meer verantwoord, moeder moest haar huis verlaten en maar een andere plek, waar er beter en dag en nacht voor haar gezorgd werd.  Ik bleef naar haar toe gaan, twee, drie, vier keer in de week.
‘Waar wóón jij nou?’ dat zij verhuist was, moest wel betekenen dat wij allemaal ergens ander waren gaan wonen. Ik kocht een klok met de afbeelding van ons dorp. ‘Kijk moeder, daar woon ik, in dat dorp.’ Verder veranderde er niet veel. We wandelden in de zon, reden met de auto naar het bos en deden daar een ijsje. Of keken uit het raam naar de komende en gaande mensen.

Aan dat alles moest ik denken toen ik op kleine gescheurde briefjes mijn rollen aan het opschrijven was.  Een nieuw besef; die ene zo gegroeide en belangrijke rol is met mijn moeder ten grave gedragen.
Ergens in haar huis ligt een groot zeil bedrukt met een foto van ons gezin, inclusief mijn vader, tijdens een OP uit lang vervlogen tijden. Keurig gevraagd en gekregen.

moeder zwaait naar de camera, oktober 2022

Een Reactie op “Rolbesef

Plaats een reactie